Toen NASA-ruimtesonde Voyager 2 in 1986 langs Uranus vloog, zagen wetenschappers deze gekantelde planeet voor het eerst – en tot nu toe voor het laatst – van dichtbij. Bij die gelegenheid werden niet alleen nieuwe manen en ringen bij Uranus ontdekt, ook bleek dat de magnetische velden om de planeet, en de daarin verstrikt geraakte energierijke deeltjes, mysterieus gedrag vertoonden. Een nieuwe analyse van de gegevens die destijds werden verzameld laat zien dat dit stom toeval was: kort vóórdat Voyager 2 Uranus bezocht was de magnetosfeer van Uranus getroffen door een stroom energierijke zonnedeeltjes (Nature Astronomy, 11 november).
‘Als Voyager 2 slechts een paar dagen eerder was aangekomen, zou hij een compleet andere magnetosfeer bij Uranus hebben waargenomen,’ aldus Jamie Jasinski van het Jet Propulsion Laboratory van NASA en hoofdauteur van het nieuwe onderzoek dat in Nature Astronomy is gepubliceerd. ‘De ruimtesonde zag Uranus onder omstandigheden die maar ongeveer vier procent van de tijd voorkomen.’
Magnetosferen fungeren als beschermende bubbels rond planeten die een magnetische kern en magnetische velden hebben. Zo’n magnetisch veld beschermt de planeet tegen de stromen van geïoniseerd gas – zogeheten plasma – die de zon uitstoot. Wat wetenschappers in 1986 in de gegevens van Voyager 2 zagen, verbaasde hen dan ook enorm. Binnen de magnetosfeer van Uranus bevonden zich stralingsgordels van elektronen met een intensiteit die eerder alleen bij de veel grotere planeet Jupiter waren waargenomen. Maar vreemd genoeg was er geen bron van energierijke deeltjes die deze actieve gordels kon voeden. Sterker nog: in de magnetosfeer van Uranus was bijna geen plasma te bekennen.
Het gebrek aan plasma verbaasde de wetenschappers ook, omdat ze wisten dat de vijf grote manen van Uranus een magnetische bel van waterionen zouden moeten produceren, zoals ook de ijzige manen van de overige grote planeten dat doen. Daaruit trokken ze de conclusie dat deze manen volkomen inactief moesten zijn.
Waarom werd er dan geen plasma waargenomen en wat had de stralingsgordels van Uranus een boost gegeven? De nieuwe data-analyse wijst naar de zonnewind. Toen het plasma van de zon inbeukte op de magnetosfeer van de planeet en deze samenperste, werd het daarin aanwezige plasma waarschijnlijk verdreven. De zonnewind zou daarbij ook kortstondig de dynamiek van de magnetosfeer van Uranus hebben versterkt, door diens stralingsgordels te ‘injecteren’ met elektronen.
De nieuwe bevindingen zijn mogelijk goed nieuws voor de vijf grote manen van Uranus: sommige van hen zijn wellicht toch geologisch actief. Dankzij hun verklaring voor het destijds ontbrekende plasma, houden Jasinski en zijn collega’s het nu voor mogelijk dat deze manen de magnetische bel van hun moederplaneet voortdurend van ‘verse ionen’ voorzien.
Voyager 2 kan dat niet meer nagaan. De ruimtesonde heeft Uranus inmiddels ver achter zich gelaten en bevindt zich nu in de interstellaire ruime, op bijna 21 miljard kilometer van de aarde. (EE)
Mining Old Data From NASA’s Voyager 2 Solves Several Uranus Mysteries