In hoofdstuk 2 kwam het al even ter sprake: de positie van een ster aan de hemel verandert voortdurend als gevolg van de draaiing van de aarde. Net als een aardbol op school draait de echte aarde om een (denkbeeldige) as, die van de noordpool naar de zuidpool loopt, dwars door het middelpunt van onze planeet. Noord- en zuidpool zou je de twee draaipunten van de aarde kunnen noemen. Nederland draait natuurlijk gewoon mee, en daardoor kijken wij steeds in een andere richting het heelal in. Het gevolg is een schijnbare draaiing van de sterrenhemel.
Die zogeheten dagelijkse beweging kennen we allemaal, want ook de zon lijkt zich overdag langs de hemel te verplaatsen. ’s Morgens komt hij op in de buurt van het oosten; rond het middaguur bereikt hij haar hoogste punt in het zuiden, en ’s avonds gaat hij in het westen weer onder. In werkelijkheid is het echter niet de zon die beweegt, maar de aarde die om zijn as draait.
Wat de zon overdag doet, doen de sterren ’s nachts. Wie genoeg geduld heeft, ziet dat er in het oosten steeds nieuwe sterren boven de horizon komen. In het zuiden bereiken die sterren na verloop van tijd hun hoogste stand, en nog een paar uur later gaan ze in het westen weer onder. Alle hemellichamen doen aan deze schijnbare dagelijkse draaiing mee.
Als we ons op de noordpool van de aarde zouden bevinden - op een van de draaipunten van de planeet - zouden we de sterren in horizontale banen zien bewegen. Het is dan alsof we bovenop een groot roterend platform staan. Het punt recht boven ons hoofd doet dan natuurlijk niet mee aan deze schijnbare draaiing. Dat punt ligt in het verlengde van de aardas, en vormt het schijnbare draaipunt van de sterrenhemel.
Toevallig bevindt zich vlak bij dat schijnbare draaipunt een vrij heldere ster. Omdat die ster pal boven de noordpool van de aarde staat, heet hij de Poolster. De Poolster vormt dus het schijnbare draaipunt van de hemelbol. Anders gezegd: in de loop van de nacht lijken alle sterren een baan rond de Poolster te beschrijven.
Gezien vanuit Nederland bevindt de Poolster zich niet recht boven ons hoofd, zoals op de noordpool het geval is. In plaats daarvan staat hij op circa 52º hoogte boven de noordelijke horizon. Maar de Poolster vormt nog steeds het schijnbare draaipunt van de hemelbol; zijn positie aan de hemel verandert niet. Een ster die vlak bij de Poolster staat, beschrijft in de loop van een etmaal een klein cirkeltje, en zal dus altijd boven de horizon blijven. Sterren die op grotere afstand van de Poolster staan beschrijven grotere cirkels. Gedurende een deel van hun schijnbare dagelijkse beweging staan ze onder de horizon.
Sterren die nooit onder de horizon verdwijnen, worden circumpolaire sterren genoemd. De Poolster zelf is natuurlijk een circumpolaire ster, maar ook de bekende sterrenbeelden Grote Beer en Cassiopeia zijn circumpolair. Ze zijn elke heldere nacht zichtbaar. Andere sterrenbeelden, zoals bijvoorbeeld Orion, Pegasus en de Boogschutter, zijn slechts een deel van hun schijnbare omloop zichtbaar. Net als de zon komen ze op en gaan ze ook weer onder. Zulke sterrenbeelden kunnen alleen in een bepaald seizoen bekeken worden, en dan ook nog uitsluitend gedurende een bepaald deel van de nacht.
Er zijn ook sterren die vanuit Nederland nooit zichtbaar zijn. Ze staan zo ver naar het zuiden dat ze in Nederland nooit boven de horizon komen. Bekende voorbeelden zijn het Zuiderkruis en de Centaur. Om die sterrenbeelden te zien, moet je naar de Tropen of zelfs naar het zuidelijk halfrond. Vanuit het zuidelijkste puntje van Zuid-Amerika is het Zuiderkruis zelfs circumpolair, en kan het dus elke heldere nacht bekeken worden. Maar ja, vanaf Vuurland is de Grote Beer weer niet zichtbaar…
Vanaf de evenaar van de aarde is in principe de gehele hemelbol zichtbaar. De twee schijnbare draaipunten van de hemelbol (de noordelijke en zuidelijke hemelpool) liggen exact op de horizon, en vallen samen met het noordpunt en het zuidpunt. De sterren lijken banen te beschrijven die loodrecht op de horizon staan, en in de loop van één etmaal is de gehele sterrenhemel te zien.