Kort antwoord:
De heldere kern van een ver verwijderd, actief sterrenstelse.
Langer antwoord:
In de jaren vijftig werden met behulp van radiotelescopen veel bronnen van kosmische radiostraling ontdekt aan de hemel. In sommige gevallen vielen die radiobronnen samen met bekende sterrenstelsels, maar er zaten ook veel ongeïdentificeerde bronnen tussen - zogeheten 'radiosterren'.
Doordat een van die radiosterren (3C273) in 1962 bedekt werd door de maan, kon de positie aan de hemel zeer nauwkeurig worden bepaald. Op die plaats bleek zich een onopvallend sterretje te bevinden. Gedetailleerd onderzoek door de Nederlands-Amerikaanse astronoom Maarten Schmidt wees echter uit dat dit 'sterretje' zich op ruim twee miljard lichtjaar afstand bevindt. Het kon dus nooit een gewone ster zijn.
Al snel werden meer van dit soort quasars (van quasi-stellar objects) gevonden. Inmiddels is bekend dat het de heldere kernen zijn van ver verwijdere actieve sterrenstelsels. In zo'n actieve kern bevindt zich een superzwaar zwart gat, dat materie uit zijn omgeving opslokt. Daarbij worden bundels van energierijke deeltjes en straling de ruimte in geblazen.