Kort antwoord:
Planeten zijn meestal opvallend helder en ze flonkeren minder.
Lang antwoord:
Sterren en planeten zijn heel verschillende soorten hemellichamen. Sterren zijn grote bollen van gloeiend heet gas die zelf licht en warmte produceren als gevolg van spontane kernfusiereacties in hun binnenste. De bekendste ster is onze eigen zon. Planeten zijn kleinere, koude bollen van metalen, gesteenten, ijs en/of gas die geen eigen energiebron hebben, maar die verlicht en verwarmd worden door de energie van de ster waar ze omheen draaien. De bekendste planeet is natuurlijk onze eigen aarde.
Aan de sterrenhemel lijken de planeten in ons zonnestelsel echter verdacht veel op sterren: heldere lichtpunten aan de donkere nachthemel. Er is wel één belangrijk onderscheid: de sterren staan ten opzichte van elkaar altijd in dezelfde positie, maar de planeten verplaatsen zich in de loop van de tijd ten opzichte van de sterren, doordat ze (net als de aarde) een baan om de zon beschrijven. Het woord 'planeet' is afgeleid van het Griekse woord voor 'dwaalster'.
Als je de aanblik van de sterrenhemel gedurende lange tijd nauwgezet in het oog houdt, zie je dus vanzelf welke 'sterren' zich langzaam verplaatsen, en weet je dat je te maken hebt met een planeet. Maar dat vergt wel veel geduld.
Een opvallender onderscheid is de helderheid. Planeten zijn in de meeste gevallen veel helderder dan de 'gewone' sterren. Venus (die regelmatig aan het begin van de avond in het westen te zien is, of kort voor zonsopkomst in het oosten) is soms zó helder dat hij voor een UFO wordt aangezien.
Een ander verschil tussen sterren en planeten is dat planeten minder flonkeren dan sterren. Dat flonkeren van de sterren wordt veroorzaakt door turbulentie in de aardse dampkring. Sterren staan zo ver weg dat het echte 'puntbronnen' zijn, maar planeten vertonen piepkleine schijfjes (om die te zien is een sterk vergrotende verrekijker of een kleine telescoop nodig). Elk punt op zo'n klein planeetschijfje flonkert weer op zijn eigen manier, en al die flonkeringen middelen elkaar enigszins uit. Het gevolg is dat planeten veel 'stabieler' lijken te stralen dan sterren.
Er zijn vijf planeten met het blote oog zichtbaar. Mercurius is maar zelden te zien, en dan ook nog alleen tijdens de ochtend- of de avondschemering. Venus is verreweg de opvallendste planeet; tijdens een gunstige verschijning (altijd aan de avond- of aan de ochtendhemel) is hij het helderste object aan de sterrenhemel, afgezien van de zon en de maan. Mars is ongeveer eens in de twee jaar maanden achtereen goed zichtbaar; de planeet is niet altijd extreem helder, maar vertoont een opvallende oranjerode kleur. Jupiter is na Venus de helderste planeet; Saturnus is iets zwakker. Beide planeten zijn elk jaar een aantal maanden lang heel goed zichtbaar.