The evolving velocity field around protostars
Christian Brinch is op 22 oktober 2008 gepromoveerd aan de Universiteit Leiden op onderzoek naar het gedrag van zeer jonge sterren. Een nieuwe methode maakt het mogelijk om sterren-in-wording te ordenen naar hun ontwikkelingsfase.
Sterren worden geboren uit grote wolken van interstellair gas en stof. Kleine en willekeurige snelheidsverschillen van deeltjes in deze galactische kraamkamers leiden tot de vorming van een roterende schijf rond de jonge ster, de protoplanetaire schijf. Hierin ontstaan nieuwe planeten.
Brinch onderzocht hoe de stroming van de deeltjes in de protoplanetaire schijf informatie verschaft over de ontwikkeling van het ster-embryo. Voor zijn onderzoek keek hij naar de jonge ster L1489 IRS in het sterrenbeeld Stier. Hij heeft waarnemingen van verschillende microgolftelescopen, zoals de James Clerk Maxwell Telescoop in Hawai en het Onsala Space Observatory in Zweden vergeleken met een wiskundig model. Op basis daarvan heeft hij een soort kosmische groeicurve opgesteld, met daarin de moleculaire dichtheid, temperatuur en snelheid van het gas en stof als belangrijke grootheden. Hij ontdekte dat de ster door een afgeplat en draaiend gasomhulsel wordt omsloten met maar een beperkte inwaartse stroming van gas en stofdeeltjes.
Vanwege dit bijzondere resultaat heeft Brinch ook met de Spitzer Space Telescoop naar dit object gekeken. Het blijkt dat zich binnen het afgeplatte gas-omhulsel een protoplanetaire schijf bevindt, maar dat beide een verschillende oriëntatie hebben. Om zeker te zijn van de conclusies, onderzocht Brinch een nog jongere ster, NGC1333-IRAS2A in het sterrenbeeld Perseus. Het nieuwe model toont aan dat het gas rond deze ster (nog) niet roteert en uitsluitend richting centrum stroomt. De nieuwe waarnemingen laten zien dat de geleidelijke vorming van een schijf en het toenemende belang van rotatie van de schijf een prima maatstaf zijn voor de mate waarin een ster-planeet systeem zich heeft ontwikkeld.
Woensdag 22 oktober 2008, 16:15 uur
Universiteit Leiden
Faculteit: Wiskunde & Natuurwetenschappen, Sterrewacht Leiden
Promotor: prof.dr. E.F. van Dishoeck
Co-promotor: dr. M. R. Hogerheijde
Sterren worden geboren uit grote wolken van interstellair gas en stof. Kleine en willekeurige snelheidsverschillen van deeltjes in deze galactische kraamkamers leiden tot de vorming van een roterende schijf rond de jonge ster, de protoplanetaire schijf. Hierin ontstaan nieuwe planeten.
Brinch onderzocht hoe de stroming van de deeltjes in de protoplanetaire schijf informatie verschaft over de ontwikkeling van het ster-embryo. Voor zijn onderzoek keek hij naar de jonge ster L1489 IRS in het sterrenbeeld Stier. Hij heeft waarnemingen van verschillende microgolftelescopen, zoals de James Clerk Maxwell Telescoop in Hawai en het Onsala Space Observatory in Zweden vergeleken met een wiskundig model. Op basis daarvan heeft hij een soort kosmische groeicurve opgesteld, met daarin de moleculaire dichtheid, temperatuur en snelheid van het gas en stof als belangrijke grootheden. Hij ontdekte dat de ster door een afgeplat en draaiend gasomhulsel wordt omsloten met maar een beperkte inwaartse stroming van gas en stofdeeltjes.
Vanwege dit bijzondere resultaat heeft Brinch ook met de Spitzer Space Telescoop naar dit object gekeken. Het blijkt dat zich binnen het afgeplatte gas-omhulsel een protoplanetaire schijf bevindt, maar dat beide een verschillende oriëntatie hebben. Om zeker te zijn van de conclusies, onderzocht Brinch een nog jongere ster, NGC1333-IRAS2A in het sterrenbeeld Perseus. Het nieuwe model toont aan dat het gas rond deze ster (nog) niet roteert en uitsluitend richting centrum stroomt. De nieuwe waarnemingen laten zien dat de geleidelijke vorming van een schijf en het toenemende belang van rotatie van de schijf een prima maatstaf zijn voor de mate waarin een ster-planeet systeem zich heeft ontwikkeld.
Woensdag 22 oktober 2008, 16:15 uur
Universiteit Leiden
Faculteit: Wiskunde & Natuurwetenschappen, Sterrewacht Leiden
Promotor: prof.dr. E.F. van Dishoeck
Co-promotor: dr. M. R. Hogerheijde