Snelle veranderingen in zwaartekracht rukken sterrenhopen uiteen

Snelle veranderingen in zwaartekracht rukken sterrenhopen uiteen
Bij een botsing van sterrenstelsels blijven uiteindelijk niet meer maar juist minder sterrenhopen over. Deze clusters van sterren worden namelijk uit elkaar getrokken door snelle veranderingen in de zwaartekracht van de botsende sterrenstelsels. Tot nu toe werd gedacht dat er bij een botsing meer sterrenhopen werden gevormd. Sterrenkundige Diederik Kruijssen concludeert dit in zijn onderzoek waarop hij 6 juni promoveert aan de Universiteit Utrecht.

Wanneer twee sterrenstelsels bij elkaar in de buurt komen, oefenen ze een sterke aantrekkingskracht op elkaar uit. “Tot nu toe werd gedacht dat door deze toename van gravitatiekracht zoveel nieuwe sterren en sterrenhopen worden gevormd, dat uiteindelijk meer sterrenhopen overblijven”, aldus Kruijssen. “Maar het aantal sterrenhopen neemt juist af na een botsing met een ander sterrenstelsel.”

De Utrechtse onderzoeker laat in computersimulaties zien dat de grootte en richting van de gravitatiekracht in een sterrenstelsel snel verandert tijdens de botsing met een ander stelsel. Kruijssen: “Hierdoor worden de sterren als het ware losgewrikt uit de sterrenhoop waarin ze bij elkaar werden gehouden. De invloed van dit effect is zo groot dat uiteindelijk meer sterrenhopen worden verwoest dan nieuwe gevormd.”

Uit de simulaties van Kruijssen blijkt verder dat niet elke sterrenhoop evenveel kans maakt om een botsing met een sterrenstelsel te overleven. “De overlevingskans van een sterrenhoop is te vergelijken met die van een groep antilopen die wordt aangevallen door een roofdier”, aldus Kruijssen. “Sommige sterrenhopen zijn op het verkeerde moment op de verkeerde plaats en worden uiteengereten door de gravitatiekrachten binnen het sterrenstelsel. Andere bevinden zich juist in veiliger omgevingen. Naarmate de overlevende sterrenhopen ouder worden, migreren ze naar rustiger vaarwater. Op deze manier kunnen ze na de uiteindelijke samensmelting van beide sterrenstelsels blijven bestaan”.

In vervolgonderzoek aan het Max-Planck Instituut in München wil Kruijssen door het bestuderen van de alleroudste overlevende sterrenhopen de eigenschappen van het vroege heelal achterhalen.