Een internationaal team van astronomen, onder wie de Groningse sterrenkundige Amina Helmi, heeft ontdekt dat oude sterren nabij de zon langzamer dan gedacht op en neer door het Melkwegvlak bewegen. De verticale snelheid van deze oude sterren biedt aanknopingspunten voor een beter begrip van de evolutie van het melkwegstelsel. Het onderzoeksresultaat is deze week gepubliceerd in het tijdschrift Astrophysical Journal Letters.
De leeftijd van sterren is af te leiden uit hun chemische samenstelling: een grote hoeveelheid magnesium ten opzichte van ijzer wijst op een hoge leeftijd. Met het RAdial Velocity Experiment (RAVE) zijn de chemische samenstelling en verticale snelheid - in de richting loodrecht op het Melkwegvlak - van sterren nabij de zon bepaald. Uit het onderzoek blijkt dat de vuistregel 'des te ouder de ster, des te sneller hij op en neer door de Melkweg beweegt' niet opgaat. De oude sterren blijken veel langzamer te bewegen dan gedacht.
Het team heeft geprobeerd deze opmerkelijke vondst te verklaren door middel van een computermodel waarmee de evolutie van de Melkweg wordt gesimuleerd. Volgens dit model zijn deze langzame oude sterren afkomstig van de binnenste delen van de Melkwegschijf. Botsingen met satellietstelsels kunnen het ontstaan van spiraalarmen hebben veroorzaakt, waardoor de oude sterren met lagere verticale snelheden naar buiten zijn gedreven. Als deze verklaring wordt bevestigd is het misschien mogelijk om vast te stellen hoe vaak satellietstelsels met de Melkweg zijn gebotst en hoe zwaar deze stelsels waren. Hiervoor zullen astronomen de verticale snelheden van de oude sterren moeten vergelijken met de snelheid van sterren die nabij de zon zijn ontstaan.
Helmi is blij met de "uitstekende" data van het RAVE-experiment, en hoopt met gegevens van de onlangs gelanceerde Gaia-missie te kunnen bevestigen dat de oude sterren inderdaad langzamer door het Melkwegvlak bewegen. "Dat zou een prachtige mogelijkheid zijn om de evolutie van onze Melkweg nog beter in kaart te brengen", aldus Helmi.
Meer informatie:
Rijksuniversiteit Groningen