Op opnamen van de Carinanevel die op submillimeter-golflengten met de APEX-telescoop zijn gemaakt, zijn de koude, stofrijke wolken te zien waaruit sterren ontstaan. Dit actieve stervormingsgebied, dat enkele van de zwaarste sterren in ons Melkwegstelsel herbergt, is een ideaal doelwit voor het onderzoek van de interacties tussen deze jonge sterren en de moleculaire wolken waaruit zij zijn voortgekomen.
Met behulp van de LABOCA-camera van de Atacama Pathfinder Experiment (APEX)-telescoop op de Chajnantor-hoogvlakte in de Chileense Andes heeft een team van astronomen onder leiding van Thomas Preibisch (Universitäts-Sternwarte München, Ludwig-Maximilians-Universität, Duitsland), in nauwe samenwerking met Karl Menten en Frederic Schuller (Max-Planck-Institut für Radioastronomie, Bonn, Duitsland), dit gebied in submillimeterlicht vastgelegd. In dit golflengtegebied bestaat het licht dat we zien grotendeels uit de zwakke warmtegloed van kosmische stofdeeltjes. Vandaar dat op de foto de wolken van stof en moleculair gas (voornamelijk waterstof) te zien zijn waaruit sterren kunnen ontstaan. Met een temperatuur van -250 °C zijn de stofdeeltjes heel koud, en is de zwakke gloed die zij uitzenden alleen waarneembaar op submillimetergolflengten, golflengten die aanzienlijk langer zijn dan die van zichtbaar licht. Submillimeterlicht is dus de sleutel tot het onderzoek van de vorming van nieuwe sterren en hun interactie met de gaswolk waaruit zij geboren zijn.
De APEX/LABOCA-waarnemingen zijn hier weergegeven als oranje tinten en met een opname in zichtbaar licht, gemaakt met de Curtis Schmidt-telescoop van het Cerro Tololo Interamerican Observatory, gecombineerd tot een spectaculaire overzichtsfoto van de Carinanevel. De nevel bevat sterren met een gezamenlijke massa die overeenkomt met meer dan 25.000 zonnen, terwijl de massa van de gas- en stofwolken gelijk is aan ongeveer 140.000 zonnen.
Meer informatie, foto's en video's op de ESO_website