Een nieuwe opname van de ESO-sterrenwacht op La Silla (Chili) laat de heldere sterrenhoop Messier 7 zien. Deze open sterrenhoop in de buurt van de staart van het sterrenbeeld Schorpioen, die gemakkelijk waarneembaar is met het blote oog, is een belangrijk astronomisch onderzoeksobject.
Messier 7, ook bekend als NGC 6475, is een heldere sterrenhoop van ruwweg honderd sterren op ongeveer achthonderd lichtjaar van de aarde. Op deze nieuwe opname van de Wide Field Imager van de 2,2-meter MPG/ESO-telescoop steekt hij duidelijk af tegen de rijke achtergrond van honderdduizenden zwakkere sterren in de richting van het Melkwegcentrum.
De sterren in Messier 7, die een ongeveer 25 lichtjaar groot gebied bestrijken, zijn circa 200 miljoen jaar oud – heel kenmerkend voor een sterrenhoop van middelbare leeftijd. De helderste sterren op de foto – ruwweg een tiende van de totale populatie van de sterrenhoop – zullen over enige tijd een verwoestende supernova-explosie ondergaan. Verder in de toekomst zullen de overgebleven zwakke sterren, die veel talrijker zijn, geleidelijk zover uiteen drijven dat ze niet meer als sterrenhoop herkenbaar zijn.
Open sterrenhopen als Messier 7 zijn verzamelingen van sterren die vrijwel tegelijkertijd uit één en dezelfde wolk van gas zijn geboren. Zulke stellaire groepen zijn van groot belang voor wetenschappers, omdat de sterren die er deel van uitmaken allemaal ongeveer dezelfde leeftijd en chemische samenstelling hebben. Dit maakt hen van onschatbare waarde voor het onderzoek van de structuur en de evolutie van sterren.
Een interessant aspect van deze foto is dat de achtergrond, hoewel dichtbevolkt met sterren, niet gelijkmatig is en duidelijke stofflarden vertoont. Het samenvallen van de sterrenhoop met deze stofwolken berust waarschijnlijk op toeval. Hoewel het verleidelijk is om de donkere flarden te beschouwen als het overblijfsel van de wolk waaruit Messier 7 is ontstaan, heeft de Melkweg in de loop van het bestaan van de sterrenhoop bijna een volledige omwenteling gemaakt, wat een grote herverdeling van sterren en stof tot gevolg heeft gehad. De sterren van Messier 7 en het stof en gas waaruit de sterrenhoop is gevormd moeten dus al lang geleden uiteen zijn gegaan.
De eerste die melding maakte van deze sterrenhoop was de Grieks-Romeinse wis- en sterrenkundige Claudius Ptolemaeus, die hem al in het jaar 130 omschreef als een ‘nevel die de stekel van de Schorpioen’ volgt – een accurate beschrijving, omdat de sterrenhoop met het blote oog gezien op een diffuus vlekje lijkt dat helder afsteekt tegen de lichte achtergrond van de Melkweg. Pas in 1764 nam Charles Messier hem als zevende object op in zijn beroemde catalogus. Later, in de negentiende eeuw, sloeg John Herschel de spijker op zijn kop door de verschijning van dit object door een telescoop te omschrijven als een ‘losse opeenhoping van sterren’.