Donkere materie is onzichtbaar spul dat volgens berekeningen zo’n 85% van de materie in het heelal omvat. Donkere materie is er wel, maar we zien het niet. Tenminste, dat is wat astronomen aflezen aan het gedrag van sterren in de buitendelen van sterrenstelsels. Sterren die nooit zo snel zouden bewegen als er niet nog een hoop onverklaarde massa in het heelal zou rondzwerven.
Omdat donkere materie wel massa en dus zwaartekracht heeft, vervormt het ook de ruimte om zich heen. Hoekstra wil met de Europese subsidie heel nauwkeurig de vervorming van melkwegstelsels bestuderen om te kunnen bepalen waar de donkere materie zich bevindt.
Met dit doel zal in de komende jaren de Euclid-ruimtetelescoop worden gelanceerd. Euclid heeft een veel groter gezichtsveld dan bijvoorbeeld Hubble of Webb. Met een enkele Euclid-foto zullen astronomen ongeveer 120 keer zoveel heelal in beeld krijgen als met een Hubble-opname. In de loop van zes jaar hopen ze daarmee een derde van de hemel in kaart te kunnen brengen, zo'n twee miljard sterrenstelsels.
Een grote stoorzender in de zoektocht naar donkere materie is gewone materie. Want ook gewone materie oefent zwaartekracht uit en beïnvloedt de meetresultaten. Deze is alleen lastig te modelleren en dus lastig om voor te compenseren. Daarom gaat Hoekstra de data die Euclid zal verzamelen gebruiken om meteen de eigen metingen nauwkeuriger te maken. Door goed te kijken naar de informatie kan al heel veel worden afgelezen over de massa van bijvoorbeeld sterrenstelsels. Dan kunnen de astronomen dat meenemen in hun berekeningen en een zo correct mogelijke kaart van donkere materie maken.
Euclid zou volgens de oorspronkelijke planning mid-2023 op een Russische Soyuz-raket worden gelanceerd, maar dat gaat niet door in verband met de Russische inval in Oekraïne. Hoekstra hoopt dat de telescoop midden 2024 alsnog kan worden gelanceerd met een gloednieuwe Europese Ariane 6-raket.
Bron: Universiteit Leiden