De European Research Council (ERC) heeft aan twee Nederlandse astronomen een Starting Grant toegekend. Deze persoonsgebonden subsidie bedraagt per project ongeveer 1,5 miljoen euro. Het biedt talentvolle jonge wetenschappers de kans hun eigen onderzoeksteam op te zetten of uit te breiden en aan de slag te gaan met baanbrekende ideeën.
In het onderzoek van Dr. Selma de Mink (Anton Pannekoek Instituut voor Sterrenkunde, API) staan zware dubbelsterren, dat wil zeggen twee sterren die om elkaar heen draaien, centraal. Samen met collega’s toonde De Mink eerder al aan dat nauwe dubbelsterren veel vaker voorkomen dan gedacht. Met haar onderzoeksteam gaat ze nu onderzoeken wat het effect hiervan is op de vele rollen die zware sterren hebben gespeeld in onze eigen kosmische geschiedenis. Een voorbeeld hiervan is de invloed op de productie van chemische elementen in het universum, zoals de zuurstof die we inademen en het calcium in onze botten.
De Mink is ook erg geïnteresseerd in de consequenties van de grote variatie aan kosmische explosies die het einde van het leven van zware sterren markeren, die sterrenkundigen tegenwoordig kunnen observeren met robot-telescopen die elke nacht de hemel scannen. Met haar onderzoek wil De Mink bijdragen aan een beter begrip van hoe sommige dubbelsterren hun leven eindigen als een dubbel zwart gat, wat – zoals onlangs is waargenomen – kan leiden tot een sterke bron van zwaartekrachtsstraling.
Dr. Diederik Kruijssen (gepromoveerd aan de Universiteit Utrecht en Universiteit Leiden, nu Universiteit van Heidelberg) gaat onderzoeken hoe sterrenstelsels zoals de Melkweg hun vele miljarden sterren hebben gevormd. Kruijssen: “We hebben een nieuwe methode ontwikkeld waarmee we uit afbeeldingen van sterrenstelsels precies kunnen meten hoe snel interstellaire gaswolken ineenstorten tot sterren en hoe de jonge sterren het overgebleven gas vervolgens weer wegblazen. Deze methode is ideaal om toe te passen op waarnemingen met reuzentelescopen zoals de Atacama Large Millimeter/sub-millimeter Array (ALMA) en de toekomstige European Extremely Large Telescope (E-ELT). Zo kunnen we voor het eerst de vorming van sterren bestuderen tot op afstanden van vele miljarden lichtjaren, vlak na de oerknal.”