Christiaan Huygens was een 17e-eeuwse Nederlandse wetenschapper die een revolutie veroorzaakte op het gebied van de optica, mechanica, tijdmeting en astronomie. Hij vond bijvoorbeeld het slingeruurwerk uit, ontwikkelde de golftheorie van licht, ontdekte de Saturnus-maan Titan en beschreef de ware aard van Saturnus' ringen. Zijn telescopen en lenzen staan bekend om hun uitstekende kwaliteit voor die tijd, maar konden toch niet dezelfde scherpte bereiken als die van zijn concurrenten.
De nieuwe studie, gepubliceerd in het tijdschrift Notes and Records: the Royal Society Journal of the History of Science, werpt een ongebruikelijke blik op het werk van Huygens en suggereert dat het gebrek aan scherpte in zijn lenzen werd veroorzaakt door een gebrek aan zijn gezichtsvermogen. De wetenschapper had mogelijk myopie (bijziendheid), een aandoening waardoor objecten in de verte wazig lijken.
Alex Pietrow is postdoctoraal onderzoeker bij het AIP bij de afdeling Solar Physics, en is daarnaast een liefhebber van wetenschapsgeschiedenis. Hij onderzocht de regels en vergelijkingen die Huygens opstelde voor het ontwerpen van telescopen, en stelt vast dat deze tekortschoten in vergelijking met moderne optische principes. Huygens' benadering van het maken van lenzen was experimenteel en berustte op trial and error, wat betekent dat hij de combinaties van verschillende lenzen en oculairs testte om de best werkende telescoop te vinden. Toen hij dat eenmaal had gedaan, maakte hij tabellen en vergelijkingen, die hij vervolgens gebruikte om telescopen met de gewenste vergroting te bouwen.
De telescopen die Huygens met behulp van deze vergelijkingen ontwierp, bleven echter achter bij het theoretisch optimum. Zo stelde de eerste directeur van de Leidse Sterrewacht Frederik Kaiser in 1846 dat Huygens onberispelijke lenzen sleep, maar dat zijn telescopen een merkbaar lager oplossend vermogen hadden dan andere telescopen.
De nieuwe studie suggereert dat Huygens' gezichtsvermogen de reden kan zijn geweest. Het verschil tussen zijn vergelijkingen en moderne optiek zou zijn opgelost met een bril met -1,5 dioptrie. "Dit is waarschijnlijk het eerste postume brilvoorschrift ooit, en dat voor iemand die 330 jaar geleden leefde", zegt Alex Pietrow. Huygens' bijziendheid was mild genoeg om geen problemen te veroorzaken in het dagelijks leven in de 17e eeuw en bleef dus onopgemerkt. Iemand met deze visuele afwijking kan prima lezen op kleine afstanden, maar heeft moeite met het ontcijferen van letters die ver weg staan. Dit is in de moderne wereld problematisch, bijvoorbeeld bij het autorijden, maar 300 jaar geleden zou dit geen probleem zijn geweest. Zelfs als Huygens zich bewust was van de tekortkomingen van zijn gezichtsvermogen, zou hij geen bril nodig hebben gehad.
Pietrow vervolgt: "Mijn theorie is dat Huygens in het dagelijks leven geen bril nodig had zoals zijn vader, en dat dit dan ook geen rol speelde bij het maken van telescopen. Dus nam hij deze oogafwijking waarschijnlijk onbewust mee in zijn ontwerpen. Deze bevindingen werpen een nieuw licht op het werk van Christiaan Huygens en suggereren dat de persoon die een telescoop bouwt net zo belangrijk is als zijn gereedschap."