Het team met astronomen uit Nederland, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk vond in de data-archieven van Spitzer dat planeten boven de 1400 graden Celsius andere emissie-eigenschappen vertoonden dan de koelere gasplaneten.
Hete Jupiters zijn reusachtige gasplaneten met zeer grote atmosferen. Ze zijn in massa vergelijkbaar met onze planeet Jupiter, maar ze zijn veel heter doordat ze op kleinere afstand rond hun moederster draaien. De temperatuur van de atmosfeer verandert met de hoogte. Op het moment dat de temperatuur stijgt met de hoogte in plaats van daalt, is er sprake van temperatuurinversie.
De Amsterdamse promovenda Claire Baxter: “De planeten laten boven de 1400 graden temperatuurinversie zien, die sterker lijkt te worden naarmate de straling van de ster hoger is. Dat is volgens universitair hoofddocent Jean-Michel Désert enigszins vergelijkbaar met wat rond onze eigen aarde gebeurt: “In de dampkring van de aarde vindt temperatuurinversie plaats als gevolg van de aanwezigheid van ozon.”
Het team gebruikte in de studie de waarnemingen van de dagzijde van 78 hete gasreuzen, die gedaan zijn met de Infrared Array Camera van Spitzer. Ze ontdekten dat zodra de temperatuur de waarde van 1400 graden Celsius bereikte, er een signaal van temperatuurinversie was te zien. Daarmee hebben ze statistisch bewijs verzameld dat eerdere theoretische voorspellingen van temperatuurinversie in ultrahete Jupiters ondersteunt.
Désert besluit: “De afgelopen twee decennia hebben we gekeken naar de atmosferen van individuele exoplaneten, We hebben nu zoveel exoplaneten gevonden (meer dan 4000) dat we statistiek kunnen gaan bedrijven die gemeenschappelijke eigenschappen van planeetsystemen in kaart zal brengen.”