De James Webb-ruimtetelescoop is eind 2021 gelanceerd en bezorgde in de zomer van 2022 de eerste haarscherpe beelden. Het grote verschil tussen ruimtetelescoop Hubble en de Webb-telescoop is dat Hubble vooral kijkt naar zichtbaar licht en ultraviolet licht terwijl Webb zich richt op infraroodlicht. De Webb kan waarnemen op golflengtes van 0,6 tot 28 micrometer. Op die frequenties kan hij licht opvangen van vroege sterren en sterrenstelsels die kort na de oerknal zijn ontstaan. Daarmee kunnen astronomen bepalen hoe de oudste sterrenstelsels zijn geëvolueerd. Ook kunnen ze met Webb mogelijk signalen van leven op andere planeten ontdekken.
De James Webb-ruimtetelescoop heeft een spiegel met diameter van 6,5 meter, vier wetenschappelijke instrumenten en een optisch telescoop element (OTE). Webb draait rondjes rond het tweede Lagrangepunt op zo’n 1,5 miljoen kilometer afstand van de aarde.
Lees verder na de afbeelding.Model op ware grootte van de James Webb-ruimtetelescoop op het grasveld bij het Goddard Space Center. (c) NASA
Zonnezeil versus zonnepaneel
Opvallend aan Webb zijn verder de vijf grote zilverkleurige gestapelde vleugels die zich onder de telescoopspiegels bevinden. Dat is het zonnezeil dat zonlicht en warmte tegenhoudt zodat de instrumenten niet opwarmen. Elke vleugel is zo groot als een tennisveld. Het zonnezeil is dus wat anders dan het kleinere zonnepaneel dat voor energie zorgt en als een soort staartvin onder het zonnezeil hangt.
Nederlandse inbreng
Nederland heeft meegewerkt aan de ontwikkeling van de mid-infraroodspectrometer MIRI. Nederland is ook betrokken bij de Near-Infrared Spectrograph (NIRSpec). NIRSpec stelt wetenschappers in staat het antwoord te zoeken op tal van nog openstaande astrofysische vragen. Denk daarbij aan vragen variërend van hoe verre sterrenstelsels zich vormen en hoe zij evolueren tot wat de eigenschappen van de atmosfeer van verschillende planeten rondom andere sterren zijn.
Bronnen: JWST-website (Engels)